De ontwikkeling van moderne lijmsoorten heeft het mogelijk gemaakt dat bijna alles op alles gelijmd kan worden. De grootste stoot tot de ontwikkeling van lijmen heeft de vliegtuigbouw (metaallijmen) gegeven. Daarnaast heeft het gebruik van speciale houtlijmen met daarbij behorende bijzondere lijmtechnieken in de bouw en meubelindustrie zeer grote technische voordelen gebracht.
Een universele lijm, geschikt voor alle toepassingen zal wel niet gevonden worden. Dus met verschillende lijmsoorten blijven we dus geconfronteerd, daarom een overzicht van de verschillende lijmsoorten.
De juiste lijm kiezen
Voor iedere klus moet u zorgvuldig de lijm uitkiezen die erbij hoort, u moet zich afvragen hoe het voorwerp dat u lijmt zal worden gebruikt. U moet daarbij letten op het materiaal van de te lijmen vlakken en de grootte hiervan. Kijk ook goed wat u met het gelijmde object wilt doen en wat daarvoor de eisen zijn. Als u bijvoorbeeld tuinmeubilair maakt, kies dan een lijm uit die watervast is, voor voorwerpen in de keuken en badkamer dient u een vochtwerend hechtmiddel te gebruiken. Gebruik voor een onverwarmde garage of kelder een lijm die bij temperaturen onder 18° Celsius hard wordt. Vraag u ook af of de gelijmde verbindingen moeten worden geklemd, en denk aan de benodigde droogtijd.
Om met lijm bevredigende resultaten te verkrijgen, moet u de gebruiksaanwijzing van de fabrikant precies opvolgen en ervoor zorgen dat de te lijmen vlakken schoon, droog en passend zijn. En zorgt u er in ieder geval voor dat u een middel om de lijm weer te verwijderen in huis hebt. Welk middel daarvoor geschikt is, staat ook in de gebruiksaanwijzing.
Lijmsoorten
Alle lijmen zijn op te delen in drie soorten: oplosmiddellijm, dispersielijm en reactieve lijm. Op de hechteigenschappen gaan we nader in.
Oplosmiddellijm:
Bij deze lijmen is het hechtmiddel, een kunsthars, opgelost in een vluchtige vloeistof. Ze zien er over het algemeen helder uit en zijn brandbaar. Wil er een hechting tot stand komen dan moet het oplosmiddel kunnen verdampen. Dat kan alleen als één van de te verlijmen oppervlakken poreus is of als het lijmoppervlak lang en smal is zodat de verdamping langs de lange naad plaats kan vinden. Insmeren van een lijmoppervlak is voldoende. Na samenvoegen de lijmnaad enige tijd onder spanning houden. Er zijn ook oplosmiddellijmen met contacteigenschappen. Beide te verlijmen oppervlakken moeten worden ingesmeerd. Dan moet enige tijd gewacht worden zodat het oplosmiddel tijd krijgt om te verdampen. Als daarna de onderdelen stevig op elkaar worden gedrukt, is direct een niet meer te verschuiven verbinding ontstaan. Het is dus mogelijk om zo twee dichte oppervlakken te verlijmen.
Dispersielijmen:
Bij dispersielijm zweven bolletjes hechtstof in het transportmiddel water. Om te zien is het een altijd troebele, meestal witte lijm, die vaak iets zurig ruikt en onbrandbaar is. Verharding geschiedt door verdamping van water. Een relatief traag proces. De te lijmen oppervlakken moeten goed passen omdat de lijm dun wordt opgebracht. Minstens één van de te verlijmen oppervlakken moeten poreus zijn zodat daar door vocht kan ontsnappen. Tijdens het verdampen moet de lijmnaad geperst worden. Dispersielijm is niet geschikt voor buitenwerk of metalen.
Reactieve lijmen:
Voor het verharden van deze lijmen is, in plaats van het verdampen van een oplos- of transportmiddel, een chemisch proces nodig. Dit wordt op gang gebracht door twee componenten, een hars en een harder, met elkaar te mengen. Poreusheid van een oppervlak is dus niet van belang. Reactieve lijmen zijn dan ook bij uitstek geschikt voor harde materialen. Het chemisch proces begint zodra de componenten gemengd worden en kan niet gestopt worden. De lijm wordt eenzijdig aangebracht en samendrukken tijdens de afbindtijd kan nodig zijn. Er zijn ook zogenaamde één componenten-lijmen zoals PU-lijm (polyurethaanlijm). Voor uitharden is echter wel degelijk een tweede component nodig. Meestal is de tweede component vocht. Vocht dat aan de lucht onttrokken wordt. ’s Zomers, met droge lucht, reageren dergelijke lijmen dan erg traag.
Lijmterminologie: Veel gebruikte termen
Open tijd:
Dat is de tijd tussen het aanbrengen van de lijm en het maken van de verbinding. De open tijd mag niet worden overschreden. Vooral bij contactlijmen is dat van belang.
Verwerkingstijd:
De tijd die verloopt tussen het mengen van twee componenten en het verwerken. Na het mengen gaat de lijm afbinden, en afhankelijk van de lijm is er dus een bepaalde tijd om hem te verwerken.
Droogtijd:
De tijd die nodig is om de lijm te laten drogen. De maximale sterkte is daarmee in de meeste gevallen nog niet bereikt.
Afbindtijd:
Volledige ‘afbinding’ van lijm vereist meer tijd dan het drogen. In de opgegeven tijd vind men meestal de periode die moet verstrijken om de lijnverbinding zijn maximale sterkte te geven.
Uithardingstijd:
Bij tweecomponentenlijm gebruikt men de term uithardingstijd in plaats van afbindtijd. Als het chemische proces tossen de beide componenten geheel verlopen is, is de lijm uitgehard en de maximale sterkte bereikt.
Perstijd:
De tijd gedurende welke de liimverbinding onder druk gehouden moet worden.
Aandroogtijd/open tijd:
De tijd waarin na het op brengen van de lijm nog een goede verlijming mogelijk is.
Bindmiddel:
Het bestanddeel in de lijm dat chemisch reageert met de harder.
Dispersie:
De vermenging van kleefstof deeltjes in een vloeistof.
Harder:
De stof of het mengsel dat na toevoegen aan de hars de hars doet uitharden.
Lijmnaad:
De ruimte tussen twee oppervlakken die door lijm wordt opgevuld.
Oplosmiddel:
Een vloeistof waarin of waardoor kleefstoffen zijn opgelost.
Spleetvullend:
Het door expansie geheel opvullen van de lijmnaad.
Transportmiddel:
Vloeibare (oplos)middelen die nodig zijn om de lijm te kunnen aanbrengen.
Viscositeit:
De mate van samenhang (uitvloeibaarheid) van weke en vloeibare stoffen.
Vulmiddel:
Een niet klevende vaste stof die aan lijm wordt toegevoegd.